De initiële rotatie van de Aarde vloeit voort uit de initiële rotatie van het zonnestelsel, dus
laten we daar eerst naar kijken.
De initiële rotatie van het zonnestelsel is voortgekomen uit het feit dat het werd gevormd uit een enorme
wolk van stof en gas, een wolk die vervolgens is gaan samentrekken
(zie Hoe is ons zonnestelsel ontstaan?).
Zo'n wolk bestaat uit vele deeltjes,
en waarschijnlijk vele klonten van stof/gas, en al deze deeltjes en klonten hebben hun eigen beweging door
de ruimte. Deze bewegingen zijn willekeurig, en wanneer je al deze willekeurige bewegingen van alle delen
van de wolk bij elkaar zou optellen, zou je vinden dat de wolk een hele langzame nettorotatie heeft. Het
zou immers verschrikkelijk toevallig zijn wanneer je al deze bewegingen bij elkaar zou optellen, en zou
vinden dat ze elkaar exact opheffen en er dus geen nettorotatie is. Kortom, je verwacht dat zo'n
initiële wolk roteert, zij het heel langzaam.
Vervolgens gaat de wolk samentrekken om de Zon en het zonnestelsel te vormen. Bij dat samentrekken wordt
de rotatie versterkt, net zoals dat gebeurt bij een ijsdanser die haar armen intrekt, maar dan vele malen
meer, doordat de mate van krimpen vele malen groter is. Dit verklaart dus de rotatie in het zonnestelsel
— van de Zon om haar as, en van de planeten om de Zon. Dit verklaart ook waardoor het zonnestelsel plat is;
een roterende gaswolk zal afplatten tot een schijf, en uit die schijf zijn de planeten ontstaan, die dus
allemaal ongeveer in hetzelfde vlak om de Zon draaien.
De Aarde en de andere planeten zijn dus ontstaan uit deze schijf van stof en gas. In de schijf ontstonden
lokale verdichtingen, die een beetje meer massa —dus een beetje meer zwaartekracht— hadden dan de omringende
gebieden, zodat ze nog meer stof en gas aantrokken, nog zwaarder werden, en nog meer stof en gas aantrokken,
enzovoorts. Zo'n verdichting heeft de vorm van een kleiner schijfje binnen de schijf van het zonnestelsel.
Ieder van de deeltjes van deze schijf beschrijft een eigen baan om de (proto-)Zon, en de baansnelheid van de
deeltjes dichter bij de Zon is ietsje groter dan die van de deeltjes iets verder van de Zon (net zoals
Mercurius een hogere baansnelheid heeft dan Neptunus, zie
deze tabel).
Hierdoor roteerde ook de kleinere stofschijven waaruit
de Aarde en andere planeten ontstonden, en ook deze rotatie werd versterkt toen de schijven verder samentrokken
om de planeten te vormen. Hieraan ontlenen de planeten hun asrotatie.
Voor de asrotatie van de Aarde in het bijzonder is mogelijk het ontstaan van de Maan nog belangrijk. De
meest overtuigende theorie op dit moment is dat de Maan zo'n 100 miljoen jaar na de vorming van het zonnestelsel
ontstond, dus toen het zonnestelsel zo'n 2% van zijn huidige leeftijd had, door de botsing van een planeet
ter grootte van Mars met de Aarde. Dit zal zeker invloed hebben gehad op de rotatie van de Aarde, en vormt
een mogelijke verklaring voor de scheve stand (inclinatie) van de aardas.
|
|
Figuur 1: Het ontstaan van een planetenstelsel om een ster (zoals bijvoorbeeld de Zon):
a) een min-of-meer bolvormige verdichting trekt samen en gaat sneller roteren,
b) door de rotatie vlakt de verdichting af en vormt een schijf,
c) in het centrum ontstaat een ster, om de ster ontstaat een planetenstelsel.
|