Astrokalender   -   Hemelkaart
Logo hemel.waarnemen.com

Uitleg bij de zichtbaarheidsdiagrammen en schemerdiagrammen


Zichtbaarheidsdiagrammen

Het zichtbaarheidsdiagram voor een bepaald hemelobject laat voor de periode van een jaar zien wanneer het object zich boven de horizon bevindt, en wat de mate van schemering is. Deze twee ingrediënten zijn nodig om te bepalen of het object zichtbaar is: immers, het moet dan voldoende donker zijn en het object moet zich boven de horizon bevinden.

De mate van schemering is in de achtergrond aangeven met blauwtinten: lichtblauw betekent dat de Zon zich boven de horizon bevindt en het object (in het geval van een planeet) dus onzichtbaar is. De donkerder tinten blauw geven de mate van schemering aan, zoals aangegeven in de kleurentabel hieronder (zwart geldt hier als zeer donkerblauw).

Op de voorgrond, over de blauwtinten, is weergegeven of het object zich boven of onder de horizon bevindt: wanneer de groene kleur is weergegeven, bevindt het object zich onder de horizon (als je je kijker op het object richt, zie je gras...). De rode lijn geeft bovendien aan wanneer het object zich in het zuiden bevindt, dus op maximale hoogte boven de horizon.

Om te vinden wanneer een object goed zichtbaar is, zoeken we dus de plaatsen in het diagram die donkerblauw of zwart zijn. Dit betekent immers dat de Zon zich ver onder de horizon bevindt (anders was de kleur lichter blauw) en dat bovendien het object zelf zich boven de horizon bevindt (anders was de kleur groen). Het ideale moment is het moment waarom de rode lijn zich in het zwarte gebied bevindt: dan bevindt de Zon zich ver onder de horizon en het object bevindt zich op maximale hoogte boven de horizon. Op deze manier zullen we zien dat er periodes in het jaar zijn waar zich veel donkerblauw bevindt, en periodes waar helemaal geen donkerblauw voorkomt. Dit komt dus overeen met periodes in het jaar waarin het object goed zichtbaar is en periodes waarin het object helemaal niet zichtbaar is. In een oogopslag is dus direct duidelijk in welke maanden van het desbetreffende jaar bijvoorbeeld Mars het best te zien is.

Het diagram toont ook op welke tijdstippen een object zichtbaar is voor een bepaalde dag in het jaar. Om deze informatie te verkrijgen, zoeken we langs de horizontale as ongeveer de dag van het jaar. De vertikale lijnen geven de eerste dag van iedere maand weer, de kleine vertikale streepjes langs de as geven de 10e, 20e en 30e dag van de maand aan. Vervolgens trekken we een denkbeeldige vertikale lijn omhoog, totdat deze donkerblauwe gebieden doorsnijdt. Tenslotte trekken we een denkbeeldige horizontale lijn naar de linker as en lezen het tijdstip af. Op dit tijdstip, voor de geselecteerde datum, is het object dus zichtbaar aan de donkere hemel. Op dezelfde manier kunnen de tijdstippen van opkomst en ondergang van het object worden bepaald (de tijdstippen waarbij het groene gebied begint of eindigt).


Het object bevindt zich onder de horizon
Het object is zichtbaar bij daglicht (de Zon is boven de horizon)
Het object is zichtbaar in de burgerlijke schemering (de Zon is minder dan 6° onder de horizon)
Het object is zichtbaar in de nautische schemering (de Zon is minder dan 12° onder de horizon)
Het object is zichtbaar in astronomische schemering (de Zon is minder dan 18° onder de horizon)
Het object is zichtbaar bij donkere hemel (de Zon is meer dan 18° onder de horizon)
Het object staat in het zuiden (en bereikt zijn grootste hoogte boven de horizon)
Tabel: uitleg van de kleuren in de zichtbaarheidsdiagrammen



Schemerdiagrammen

De schemerdiagrammen lijken sterk op de zichtbaarheidsdiagrammen, maar de informatie van een bepaald object (bijvoorbeeld een planeet) is niet aangegeven (het groen en de rode lijn). In de schemerdiagrammen verlopen de kleuren van de schemering bovendien geleidelijker dan in de zichtbaarheidsdiagrammen en zijn de overgangen tussen de verschillende schemeringsstadia dus minder duidelijk. In de schemerdiagrammen is bovendien de bijdrage van de Maan weergegeven, zichtbaar als wittige diagonale banden over het diagram. De scherpe rand van deze banden laat zien wanneer de Maan opkomt of ondergaat. De helderheid in de band is een maat voor de maanfase: hoe witter, des te 'voller' is de Maan.

De schemerdiagrammen laten dus zien wanneer de hemel licht en donker is, door zowel de bijdragen van de Zon als van de Maan. Voor het waarnemen van heldere objecten zoals planeten is het voldoende wanneer de Zon ver genoeg onder de horizon is, voor het waarnemen van zwakke objecten, zoals bijvoorbeeld nevels, is het belangrijk dat bovendien de Maan onder he horizon is, of tenminste niet al te veel verlicht is. Al deze informatie kan in een oogopslag uit het diagram worden gehaald.


Ga naar de zichtbaarheidsdiagrammen voor:   De Maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus.
Ga naar de schemerdiagrammen.