Meer achtergrond bij het fotograferen van de sterrenhemel
Het maken van goede foto’s van objecten aan de sterrenhemel is notoir lastig. Dit
komt doordat de meeste camera’s in de automatische stand de belichtingstijd bepalen
met als aanname dat het beeld redelijk homogeen verdeeld is. De sterrenhemel is drastisch
anders: veel zwart en hier en daar een fel puntje. Dit leidt tot overschatting van
de belichtingstijd en overbelichte foto’s van bijvoorbeeld de Maan en planeten
(om niet te zeggen de Zon). Hierdoor worden alle kleuren wit, wordt de Maanvlek
gemakkelijk vijf keer groter dan de Maan in werkelijkheid is en verdwijnen
oppervlaktedetails. Voor sterren en nevels is dit minder een probleem; daar geldt meestal
hoe langer hoe beter, al wordt een maximum gesteld door de hoeveelheid strooilicht op de
waarneemlocatie. In alle gevallen is het belangrijk om de camera op een
stevig statief te zetten.
Om goede foto’s te maken zet je je camera in de handmatige stand (manual). Hierbij
kun je het diafragma, de belichtingstijd en de focus zelf instellen. Zet het
diafragma op een zo klein mogelijk getal (bijvoorbeeld f/2.8), zet de focus
op oneindig (let op, veel lenzen hebben een stand voorbij oneindig!), en zet de
gevoeligheid en sluitertijd op de gewenste waarde, afhankelijk van het object dat je wilt
fotograferen. Voor zwakkere objecten, waarbij meerdere seconden of minuten moet worden belicht,
is een B-stand nodig, waarbij de sluiter zo lang open is als je de knop ingedrukt houdt.
Een combinatie met een zelfontspanner of afstandsbediening is dan aan te raden, om te voorkomen
dat de camera trilt door het indrukken en loslaten van de knop. De meeste camera’s met
deze opties zijn spiegelreflexcamera’s. Om een (spiegelreflex) camera aan de
telescoop te bevestigen zijn voor de meeste merken camera’s T-ringen en camera-adapters in
de handel. In het algemeen geldt, hoe automatischer de camera, des te minder geschikt.
Voor de ISO-waarde geldt dat lagere waarden (bijvoorbeeld 100) een langere belichting
vereisen, en dat hele hoge waarden (1600 of meer) een zeer korrelig, ruisig beeld leveren.
Het optimum ligt vaak rond de 400-800 ISO. Voor de Maan en planeten vind je hieronder een
rekenhulp om de belichtingstijd te berekenen. Deze tijden zijn slechts schattingen;
probeer altijd een aantal tijden rond de geschatte tijd! Kijk hierboven voor
meer uitleg bij de rekenhulp.
Manieren van fotograferen
Met een geschikte camera kun je kiezen uit drie opties:
-
Gebruik een telescoop met oculair. We spreken dan van oculairprojectie. Je
moet dan eerst het effectieve diafragma uitrekenen. Dit kan met Stap 1,
waarna het resultaat in de tabel bij Stap 2 verschijnt.
-
Gebruik een telescoop zonder oculair, en bevestig de camerabody direct achter de
telescoop, zodat deze werkt als een telelens. Het effectieve diafragma is dan gelijk
aan de openingsverhouding van de telescoop, te weten de brandpuntsafstand gedeeld door de
(lens- of spiegel-) diameter. Beide grootheden dienen te worden uitgedrukt in dezelfde
eenheden (meestal millimeters). Je kunt de openingsverhouding invullen
bij Stap 2 (of uitrekenen via Stap 1 door de velden voor het oculair leeg
te houden).
-
Gebruikt geen telescoop, maar een camera met standaard- of telelens. In dit geval
wordt het effectieve diafragma gegeven door het diafragma zoals het staat aangegeven
op de lens. Je kunt deze invullen bij Stap 2.
Schwarzschildeffect voor film
Als je geen digitale camera gebruikt, maar een camera met film, moet naast de
gevoeligheid van de film zijn Schwarzschildexponent worden ingevuld. Dit is een getal
dat aangeeft hoe de film verzadigt op lange belichtingstijden. Voor fotografische films is de
belichtingstijd niet lineair met de helderheid van het object, maar een object dat tweemaal zo
zwak is moet meer dan tweemaal zo lang worden belicht, het
zogenaamde Schwarzschildeffect. Het getal p heet de Schwarzschildexponent en ligt
tussen 0 en 1, meestal tussen 0.6 en 1.0. Voor een lineaire belichtingstijd (zoals voor een
CCD-camera) geldt p = 1 . Het getal p is lastig zelf te bepalen. In de
literatuur zijn de volgende richtlijnen te vinden:
Film
|
p
|
Typische ISO 400 film
|
0.65 - 0.75
|
TP 2415, T-Max
|
0.8 - 0.9
|
Gasbehandelde hypergevoelige film
|
0.95 - 1.0
|
CCD-camera
|
1.0
|
|